Van bebouwing van 800 voor Christus naar nieuwbouw!

In Vaassen zijn we bezig met de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk, Oosterhof Zuid. Vast onderdeel binnen de omgevingsvergunning van een nieuwbouwproject, op een nog niet eerder bebouwde locatie, is archeologisch onderzoek. Na een bureaustudie, waarbij oude bodemkaarten en een landelijke archeologische database zijn geraadpleegd, was de verwachting dat er hier in Vaassen archeologisch interessante restanten zouden zijn. En dat bleek inderdaad het geval. Hans Veenstra, projectleider van onderzoeksbureau De Steekproef, leidde de opgraving: “Aan de hand van resultaten uit de eerste handboringen was onze verwachting al dat we sporen zouden vinden van een beschaving uit de vroege IJzertijd. Dat betekende voor ons een intensieve klus van opgraven, vastleggen en rapporteren. En dat in 4 weken tijd!”

In totaal beslaat het bouwperceel zo’n 3,6 hectare, een flink gebied. “Dat gaat we natuurlijk niet allemaal ontgraven,” vertelt Veenstra. “Na de bureaustudie laten we handboringen doen, op basis waarvan we in kaart brengen waar we gaan graven. Op deze locatie zijn 32 handboringen gedaan. Hierin kun je de bodemopbouw zien, specifiek voor deze locatie zagen we dat het akkergebied meerdere malen was opgehoogd. Omdat er vroeger vaak vlak bij een akker wordt gewoond, is dat voor ons een aanwijzing dat er bewoning is geweest.”

Op basis van de handboringen zijn locaties bepaald van proefsleuven, in totaal 26 stuks. Deze sleuven zijn 4 meter breed en 20 meter lang en zorgen in het plangebied voor een dekkingsgraad van 5 tot 10 % van het totale gebied. “Met een graafmachine wordt er laagsgewijs gegraven, in lagen van 15 centimeter diep. Hoe dieper we komen, hoe dichter we bij sporen komen en dus voorzichtiger te werk gaan. Deze sporen zitten op 60 tot 80 centimeter diep, op de overgang naar het gele zand.”

Resten uit de vroege IJzertijd

Bij een opgraving wordt op basis van sporen gezocht naar structuren, die aangeven dat er bebouwing is geweest. Want bebouwing betekent bewoning. “We hebben op deze locatie veel sporen gevonden van palen. Dit zijn niet meer echt de palen, maar een afdruk in de grond van de vorm van een paal. Het hout zelf is helemaal vergaan, maar de afdrukken zijn bewaard gebleven. Door deze paalafdrukken en andere sporen die we hebben gevonden, schatten we op dit moment in dat de bewoning op deze locatie stamt uit de tijd van 800 tot 400 voor Christus, de vroege IJzertijd.

Foto: Voorbeeld van een boerderij uit de vroege IJzertijd, waarbij het dak steunt op dikke palen die aan de buitenzijde van het gebouw staan.

Dit concluderen we onder andere door de bouwmethodiek, in dit geval houtbouw. Op basis van meerdere palen maken we een reconstructie van de gebouwen. Zo vonden we bijvoorbeeld een gebouw met twee ingangen aan beide zijdes. Verder werd de dakconstructie gedragen door grote palen aan de buitenzijde van het gebouw, alles kenmerken voor de vroege IJzertijd. Dit combineren we weer met restanten die we vinden, zoals kleine scherven van aardewerk waaraan we kunnen afleiden in welke tijd het is gemaakt. En in dit geval ook de punt van een sikkel, gemaakt van vuursteen. Dat is trouwens wel echt een unieke vondst. Dit soort sikkels werden vroeger gebruikt op akkers en vinden we niet vaak terug!”

5 grote gebouwen

In totaal zijn er tot nu toe zo’n vijf grote gebouwplattegronden en ongeveer 32 bijgebouwen in kaart gebracht. “We kunnen niet aantonen dat alles gelijktijdig is gebouwd. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er meerdere generaties hebben gewoond en over het land hebben gezworven en gebouwd. We hebben ook bijgebouwen gevonden die overlap hebben, die hebben er dus niet tegelijkertijd gestaan. Bij een bijgebouw moet je bijvoorbeeld denken aan een oude hooiberg, dit zijn gebouwen met vier grote en dikke palen. Naast de gebouwen hebben we ook drie grote kuilen gevonden, hier werd vroeger ‘afval’ gestort, aan de rand van een erf. In dit soort kuilen vinden we vaak scherven van aardewerk. Ook dit aardewerk verwijst weer naar de IJzertijd, vanwege het type aardewerk. Het gaat namelijk om zogenaamd ‘besmeten aardewerk’, waarbij voor het bakken van de klei klodders natte, dunne klei(pap) op het object wordt aangebracht.”

Hoe nu verder?

Eind juni wordt het archeologisch onderzoek op locatie afgerond, maar daarna is het nog niet klaar. Veenstra: “We zijn nu alles in kaart aan het brengen, maar het echte uitwerken begint hierna pas. Wat we nu doen is ‘ex-situ archeologie’, dat betekent dat we op locatie gaan opgraven en alles wat we vinden documenteren en vervolgens weghalen van de locatie. Ieder spoor dat we vinden wordt in kaart gebracht en op schaal 1:20 ingetekend. Eventuele tastbare vondsten gaan naar een provinciaal depot en worden bewaard voor eventuele tentoonstellingen of onderzoek. Onze rapportage, waar we zeker nog een aantal maanden mee bezig zijn, wordt vervolgens opgenomen in de landelijke database. Zo brengen we het verleden in kaart, vullen we bestaande kennis aan en voegen we een stukje geschiedenis toe!”

Straks is er dus niets meer over van de opgraving, alleen de rapportage en de vondsten. En op deze oude akker komt straks weer bewoning. Zo is de cirkel weer rond!